'de Franse Verleiding' |
Nederlanders op reis naar het zuiden |
Klein souveniralbum van de Parijse
wereldtentoonstelling in 1889. De voor die gelegenheid opgerichte
Eiffel-toren werd in een klap symbool van Parijs. De 'wereldexpo' stond
niet alleen in het teken van technologische vooruitgang, zoals
electriciteit, industriële productie en reusachtige bouwconstructies. 't
Diende tevens als eeuwfeest van de Franse Revolutie, en daarom aanleiding
voor de conservatieve Nederlandse regering om officiële deelname te
weigeren.(Coll. 'dFV')
Aan het begin van de vorige eeuw omschreef de
‘beroepsflaneur’ Louis Couperus de Promenade des Anglais in Nice als ‘zoo
een interessante samenklontering van menschelijke ondeugd en zonde ( - ),
dat onze artiestezielen tevreden zijn’.
Naast de Guide Michelin die vanaf 1900 jaarlijks werd gepubliceerd, verschenen in 1917 de eerste toeristengidsen van Michelin. Zij waren, wrang genoeg, gewijd aan de slagvelden in het noorden en oosten van Frankrijk. Vanaf 1926 verschenen de eerste gidsen voor andere streken. De eerste editie over de kastelen van de Loire stamt uit 1928. Deze roodlinnen gidsen in gele papieren omslag waren de voorlopers van de zo bekende groene Guides Michelin. (Coll. 'dFV')
" 'Fantasio aan de rue du Faubourg Montmartre, - om twee uur in den nacht gekiekt." Uit de tweede druk van 'Parijs bij nacht', door Leo Faust en F.X.M. Schiphorst (ca. 1929): "Benauwend-wreede stad, Parijs, - grootsch in afmetingen en contrasten - gewéldig van superbe grandeur, van sensualisme, van charme, van meedoogenloosheid . . ." (Coll. 'dFV')
Aanvankelijk trokken alleen de rijken en superrijken naar de Côte d'Azur. Het was een luxe overwinteringstoerisme. In de jaren twintig en dertig, toen de Westerse wereld in de greep kwam van een diepe economische crisis, kwam daar goeddeels een eind aan. Vanaf die tijd wierp men het over de boeg van het zomertoerisme. Hier een folder uit 1934 voor het zomerseizoen in Nice: "Nice l'été, séjour de rêve" ('De zomer in Nice, een droomvakantie'). (Coll. 'dFV')
Na de 'ontdekking' van het kamperen verschenen in de jaren '30 van de vorige eeuw ook de eerste caravans oftewel 'sleurhutten' op de weg. Hier een advertentiefoto voor een 'hauscar' uit 'Met de auto op reis. Wenken uit de praktijk voor den autotoerist' door B. ten Broecke Hoekstra uit 1936. (Coll. 'dFV')
Leo Faust is inmiddels goeddeels vergeten, maar Jan Brusse weten velen zich nog goed te herinneren. In talloze artikelen, boeken, radio- en televisieprogramma's maakte hij Nederland bekend met Frankrijk. Hier - waarschijnlijk uit 1949 - de eerste uitgave van zijn 'Gids voor Parijs', waarvan de laatste en 23-ste (!) uitgave verscheen in 1992. (Coll. 'dFV')
"De cultuurserie van het snelverkeer" en "Veredelde rijkunst" werden in de jaren '50 populaire boekenseries van de ANWB over autorijden, geschreven door Henk J. Peppink. In "Op reis met uw auto" (1956) werden omstandig de Parijse verkeersregels - en gewoonten uitgelegd. En als men die opvolge "Dan gaat u trots naar bed in de overtuiging, dat het Parijse verkeer waarlijk niet zo griezelig is, als u gedacht had." (Coll. 'dFV')
Eind 1956 verscheen van Ed van der
Uit: Koken in de vakantie, voor
Op de
omslag van 'leven als god in
"In 1967 kwam de autoroute Parijs - Lille gereed, in 1970 Parijs - Lyon - Marseille en begin jaren '70 kwam ook de snelwegverbinding Breda - Antwerpen - Gent - Lille grotendeels klaar. Frankrijk en dan met name het platteland, la France profonde, werd in rap tempo een steeds geliefder vakantiebestemming. Hierboven een welkomstfolder uit 1976 over de 'Languedocienne' die tot voorbij Narbonne gereed was. (Coll. 'dFV')
Aan de
'lokroep van het zuiden' kon
In grote
delen van Europa wordt het
Voor reacties, bijdragen en informatie:
Terug naar de hoofdpagina van
|
'eene wereldstad' Parijs had overigens al eeuwenlang de reputatie van vrolijkheid en lichtzinnigheid. Het laat-middeleeuwse Parijs was volgens Conrad Busken Huet al "Loopplaats van alle buitensporigheden der jeugd, uit alle europeesche landen; internationale bedelaarskolonie met gehoorzalen waar stroo de collegebanken verving (-), tegelijk een vereenigingspunt van edelmoedige opwellingen, eene gelegenheid tot onderscheiden van anderen en van zichzelf, een kweekbed van den wetenschappelijken geest." En vanwege het kosmopolitische karakter van de stad herhaalde door de eeuwen heen tal van reizigers in allerlei toonaarden de uitspraak "Parijs is geen stad, het is een 'waereld' ". Ook in 1806 draaide Adriaan van der Willigen er, in zijn overigens veelal welwillend en soms hilarische 'Parijs in den aanvang van den negentiende eeuw', niet om heen: "Het geen ongetwijfeld zeer veel bijdraagt tot het zoo aanmerkelijk zedenbederf te Parijs, is het ontzaggelijk aantal wellustelingen, dat 'er bij aanhoudendheid uit alle oorden van Europa niet alleen, maar zelfs uit andere werelddeelen naar toevloeit." 't hedendaagsche Gomorrhe, 't verbeestlijkt Sodom van Euroop' In het kleinburgerlijke en anti-revolutionaire Nederland van de
negentiende eeuw stortten 'volks'-dichters hun banvloeken uit over Parijs
en Frankrijk: 'De Riviera ... , droom van zalig niets doen en verrukkelyk levensgenieten...' Maar de trein had inmiddels Parijs binnen het bereik van één dag reizen
gebracht en gids na gids werd gepubliceerd. Toeristen kwamen thuis met hun opgetogen
verhalen en brachten de eerste souvenirsalbums met beelden van de Lichtstad mee.
Bilderdijk, Da Costa en Ten Kate zouden er sindsdien een dagtaak aan gehad hebben om
op de stations de, merendeels welgestelde, reizigers te weerhouden van de
tocht naar 'de poel des verderfs' en het 'wereldcentrum van de
moderniteit', zoals de kunsthandelaar Theo van Gogh en zijn neef Vincent. Hij reisde zelfs door naar de Provence om zijn
onvergetelijke beelden vast te leggen.
Briefkaart vanuit Nice aan ene Madame C. Piekkaart in de P.C. Hooftstraat, Amsterdam:
Nice, september 1903. Zo ook 'ontdekte' Louis Couperus op zijn eerste reis naar 'Nederlandsch-Indie' de Côte d'Azur en bleef er na terugkomst in 1900 10 jaar wonen. Ook Leo Faust, de Jan Brusse van de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw, belandde zo in Parijs. Jarenlang schreef hij artikelen over de Lichtstad, publiceerde boeken met titels als 'De ziel van Parijs', 'Parijs bij nacht', 'Parijs om middernacht van 10 - 4' en 'de Ziekte die liefde heet. Een Parijsche roman'. Zijn 'Nieuwe Gids van Parijs' (1921) beleefde tot voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zo'n 7 herdrukken. Bovendien dreef hij in de Rue Pigalle het Café-Restaurant 'Bij Leo Faust' - 'Het restaurant voor den Hollander in Parijs' - 'Elken Zaterdagavond "OMMEGANCK" door Montmartre-bij-Nacht, onder leiding van Leo Faust'.
![]() Omslag van de tweede druk uit ca. 1929 van 'Parijs bij nacht' van Leo Faust en F.X.M. Schiphorst. Het bevatte zo'n 70 foto's met tekst en uitleg, zoals onderstaand: "In een dier Parijsche établissementen, die als een 'ziekelijke uitwas' en speculatie op ongezonde nieuwsgierigheid dienen gesignaleerd te worden: het 'corps de ballet' van 'La petite Chaumière' op den hoek van de rue Berthe: zoudt ge zeggen dat al deze danseressen . . . . heeren zijn? . . . .". (Coll. 'dFV').
![]() Welgesteld of bohémien Kunstenaars, schrijvers en artiesten bleven zuidwaarts trekken,
naar Parijs vooral, maar ook naar de Côte d'Azur. Ze ontdekten er vrijere omgangsvormen, 'lichte zeden' heetten dat lange tijd,
het licht, de wijn: wie zuidwaarts trok was 'chique' of 'bohémien'.
![]() ![]() 'den tijd van den automobiel' "Frankrijk buiten Parijs is voor ons Hollanders over het algemeen
terra incognita, ongeëxploreerd terrein" schreef diezelfde Leo Faust
in 1921, "Dat er zulke verrukkelijke schoone streken waren als men er
aantrof, dat had men nooit durven droomen!..." Michelin had inmiddels
voor 'den automobilist', het nieuwe oprukkende fenomeen, Frankrijk in
kaart gebracht en in 1923 publiceerde de ANWB de eerste 'Reiswijzer voor
het buitenland ten dienste van automobilisten, wielrijders en
motorwielrijders' voor Frankrijk.
![]() ![]()
Opkomend massatoerisme Na de Tweede Wereldoorlog had Jan Brusse de plaats van Leo Faust in Parijs ingenomen en verhaalde in kranten, tijdschriften, via de radio en in gidsjes over Parijs en de rest van Frankrijk. Nog steeds imponeerde Parijs en de Parijzenaars. En nog steeds werd Parijs vanuit Nederland bezien als vrijplaats waar wederom veel schrijvers, kunstenaars en nu ook fotografen naar toe trokken, met in hun kielzog tal van plezier- en cultuurzoekers. 't Was het Parijs van Saint-Germain-des-Prés, van de Hallen, bistro's, dans-kelders, de revues, van het tegelijktijd sjieke, monumentale en volkse Parijs waar zwervers, de clochards, toen nog de verbazing van Nederlanders konden wekken.
![]() ![]()
Enige jaren na de Tweede Wereldoorlog konden ook minder welgestelde Nederlanders naar de Rivièra,
naar Cap d'Antibes nog wel. De pionier van die ontwikkeling was Jan Switzer. In 1949 wist hij
deviezen te regelen, pachtte op Cap d'Antibes een terrein gepacht en richtte er eigenhandig een
vakantiekamp in. De Touringclub Holland was geboren en werd een doorslaand succes.
Boven o.a. 'Aan de Franse grens' uit het programmaboekje van de Touringclub Holland uit 1950, en onder een foto (1949) van 'het
kamp' uit het fotoalbum van Mevr. Cis Hogenboom-Baan.
Naast Jan Brusse schreven tal van anderen over Parijs, zoals J.J.
Tersteeg, Jan Walch, Josepha Mendels, Jan van der Doef, Marinus van Praag,
Jan Blokker, Simon Carmiggelt, Bibeb, Sem Presser, Henri van Leeuwen en
J.P Doedens. En naast Cas Oorthuys fotografeerden tal van ander fotografen
Parijs: Ad Windig, Henk Jonker, Fred Bromet, Ed van der Elsken, Sem
Presser ook, Paul Huf, Joan van der Keuken, Kees Scherer en Nico Jesse.
'Degelijk' versus
'frivool'
Toch werd die Nederlandse 'veredelde rijkunst' weer vooral vertoond in West-Duitsland, dat in de jaren '50 wederom de belangrijkste buitenlandse vakantiebestemming van Nederlanders werd. In de zomerperiode van 1954 trokken er 254.000 vakantiegangers naar toe, 174.000 Nederlanders gingen naar België en Luxemburg en 122.000 waagden het zo ver als Frankrijk. Van Fransen en Duitsers hadden Nederlanders in die tijd een wonderlijk gemengd beeld: Duitsers waren degelijk, betrouwbaar en stipt, op Fransen kon je niet aan en waren altijd te laat; Fransen waren frivool, intellectueel en diepzinnig of deden alsof, ze waren even chique als hun clochards vies waren, 't Duitse eten stelde nog wat voor in vergelijk met die Franse liflafjes, Duitsers waren harde werkers en Fransen lanterfanters, en een feit was dat de Nederlandse snelweg aansloot op de Duitse Autobahn. In weerwil van al die vooroordelen gingen toch tal van meisjes als 'au pair' naar Frankrijk en trokken jongeren al liftend naar het zuiden voor de druivenpluk. 'La Douce France' In 1967 kwam de autoroute Parijs - Lille gereed, in 1970 Parijs - Lyon - Marseille en begin jaren '70 kwam ook de snelwegverbinding Breda - Antwerpen - Gent - Lille grotendeels klaar. Frankrijk en dan met name het platteland, la France profonde, werd in rap tempo een steeds geliefder vakantiebestemming. 't Was de tijd van de espadrilles, de 2CV's en R4's en een tijd waarin de uitdrukking 'Leven als God in Frankrijk' vleugels kreeg. Het werd steeds drukker, zo zelfs dat halverwege de jaren '70 in de Dordogne en de Ardèche 'NL go home' op de muren werd gekalkt en er aanslagen werden gepleegd op makelaars die zaken deden met Nederlanders. Rond 1980 had Frankrijk Duitsland ingehaald als belangrijkste vakantiebestemming van de Nederlanders.
Ook op het platteland waren de vele trouwe Frankrijkgangers getuige van ingrijpende veranderingen in de Franse samenleving. De trek naar de steden bleef doorgaan, charmante dorpen en provincieplaatsjes, die lange tijd nog een levend verleden vertegenwoordigde dat uit Nederland goeddeels verdwenen was, ontvolkten of veranderden qua aanzien door een ring van bedrijfshallen, supermarkten en hotelformules. En op tal van plaatsen zou de, vaak geromantiseerde, idylle van het dorpspleintje met platanen en jeu de boules-spelers, door de nieuwe chique worden 'opgeleukt'. Want daar daar doemde een nieuw soort toerist op: Parijzenaars, Engelsen, Belgen en ook veel Nederlanders die ergens op het Franse platteland een tweede huis hadden aangekocht, en jaarlijks enige weken de luiken open zetten en vervolgens weer voor maanden sloten. Massatoerisme Waarschijnlijk door het fantastische netwerk van autoroutes was Frankrijk in 1990 uitgegroeid tot verreweg de populairste Nederlandse vakantieland. Met die snelwegen, en nu ook de Thalys, de TGV en de goedkopere vliegverbindingen werden de verbindingen tussen Nederland en Frankrijk steeds gemakkelijker en sneller. Zelfs de grenscontroles verdwenen grotendeels en steeds meer Nederlanders brengen er hun vakantie door, 3,3 miljoen per jaar. Parijs bleef de belangrijkste bestemming, direct gevolgd door de hele Middellandse Zeekust en haar achterland, de Ardèche, de Drôme, de Vaucluse en de Dordogne. Paradoxaal genoeg is de kennis van de Franse cultuur en het contact met de Fransen minder geworden. Meestal wordt dit geweten aan het verlies van kennis van de Franse taal. Dat moge zo zijn, maar wat daar achter schuil gaat is dat de meeste Nederlanders daar ook gewoon 'geen zin an' hebben. De tijden dat Nederlanders vooral naar Frankrijk trokken om hun kennis van de Franse taal te perfectioneren en omgangsvormen te leren liggen inmiddels ver achter ons. Voorbij ook zijn de tijden, waarin een kleine maatschappelijke bovenlaag als vanzelfsprekend de Franse taal beheerste en met name naar Frankrijk reisde om zich bevrijdend te dompelen in het Franse leven.
De meeste hedendaagse toeristen zijn goeddeels toeschouwer
geworden, 'consument' van een 'product' dat wereldwijd wordt aangeboden en de meeste Frankrijk-gangers zal de Franse literatuur, film,
muziek, geschiedenis en kunst een worst zijn.
Oude landschappen, ruimte, zon en duisternis De Fransen in Frankrijk ontlopen kan de Nederlander die dat zou willen niet, ook al wordt dat met credit cards, geldautomaten, mobiele telefoons, de euro en internet steeds gemakkelijker. De Nederlanders in Frankrijk ontlopen wordt trouwens steeds moeilijker. Er zijn streekplaatsjes waar eind mei een kwart van de geparkeerde auto's een Nederlandse nummerplaat hebben. En het tweede huis kan inmiddels via het internet on-line in de gaten worden gehouden. Toch beleven velen er 'iets' dat ze thuis of elders niet vinden en wat, of ze dat nou willen of niet, op het conto van de Fransen geschreven moet worden. Dat heeft alles te maken met de Franse cultuur, de volkse cultuur, waaruit de toerist de krenten pikt. Want, begrijpelijkerwijs, geen enkele vrijblijvende Hollandse toerist zal zich wagen in de 'verboden zones' van de Franse voorsteden, maar een Franse supermarché vormt daarentegen voor velen een gewilde, bijkans 'exotische' ervaring.
De laatste twintig jaar is er nieuw reismotief bij gekomen en dat heeft weer alles te maken met de veranderingen die zich in de Nederlandse
samenleving en het Nederlandse landschap voltrekken. Plots werden er verschillende glossy Frankrijk-magazines op de markt gebracht en verschenen tal
van 'lieve' Frankrijkboekjes.
© Ger Verhoeve, juli, 2019. |